zurückziehen (v) (allgemein) | terugdeinzen (v) (allgemein) |
zurückziehen (v) (allgemein) | terugtrekken (v) (allgemein) |
zurückziehen (v) (zurückweichen) | teruggaan (v) (zurückweichen) |
zurückziehen (v) (zurücktreten) | achteruitwijken (v) (zurücktreten) |
zurückziehen (v) (Gesellschaft) | officieel afscheid nemen (v) (Gesellschaft) |
zurückziehen (v) (einfahren) | intrekken (v) (einfahren) |
zurückziehen (v) (hand) | terugtrekken (v) (hand) |
zurückziehen (v) (Versprechen) | zich onttrekken (v) (Versprechen) |
zurückziehen (v) (Beschäftigung) | met pensioen gaan (v) (Beschäftigung) |
zurückziehen (v) (produkt) | terugtrekken (v) (produkt) |
zurückziehen (v) (zurücktreten) | zich terugtrekken (v) (zurücktreten) |
zurückziehen (v) (person) | zich terugtrekken (v) (person) |
zurückziehen (v) (Gesellschaft) | zich terugtrekken (v) (Gesellschaft) |
zurückziehen (v) (Versprechen) | afzien van (v) (Versprechen) |
zurückziehen (v) (produkt) | terugnemen (v) (produkt) |
zurückziehen (v) (allgemein) | terugwijken (v) (allgemein) |
zurückziehen (v) (zurückweichen) | zich terugtrekken (v) (zurückweichen) |
zurückziehen (v) (militärisch) | zich terugtrekken (v) (militärisch) |