verschlechtern
(v)
(Geschicklichkeit)
|
het verleren
(v)
(Geschicklichkeit)
|
verschlechtern
(v)
(person)
|
verslechteren
(v)
(person)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
verslechterd
verslechteren
verslechtert
verslechterden
verslechterde
|
verschlechtern
(v)
(sittliches Benehmen)
|
doen verloederen
(v)
(sittliches Benehmen)
|
verschlechtern
(v)
(bergab gehen)
|
bergafwaarts gaan
(v)
(bergab gehen)
|
verschlechtern
(v)
(bergab gehen)
|
verslechteren
(v)
(bergab gehen)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
verslechterd
verslechteren
verslechtert
verslechterden
verslechterde
|
verschlechtern
(v)
(sittliches Benehmen)
|
bederven
(v)
(sittliches Benehmen)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verschlechtern
(v)
(person)
|
aftakelen
(v)
(person)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
afgetakeld
takelt af
takelen af
takelde af
takelden af
|
verschlechtern
(v)
(Gesellschaft)
|
verslechteren
(v)
(Gesellschaft)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
verslechterd
verslechteren
verslechtert
verslechterden
verslechterde
|
verschlechtern
(v)
(Gesellschaft)
|
aftakelen
(v)
(Gesellschaft)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
afgetakeld
takelt af
takelen af
takelde af
takelden af
|
verschlechtern
(v)
(Gesellschaft)
|
bergafwaarts gaan
(v)
(Gesellschaft)
|
verschlechtern
(v)
(verschlimmern)
|
verslechteren
(v)
(verschlimmern)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
verslechterd
verslechteren
verslechtert
verslechterden
verslechterde
|
verschlechtern
(v)
(sittliches Benehmen)
|
corrumperen
(v)
(sittliches Benehmen)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
gecorrumpeerd
corrumperen
corrumpeert
corrumpeerden
corrumpeerde
|
verschlechtern
(v)
(bergab gehen)
|
slechter worden
(v)
(bergab gehen)
|
verschlechtern
(v)
(Gesellschaft)
|
achteruitgaan
(v)
(Gesellschaft)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
achteruitgegaan
gaan achteruit
gaat achteruit
gingen achteruit
ging achteruit
|
verschlechtern
(v)
(bergab gehen)
|
achteruitgaan
(v)
(bergab gehen)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
achteruitgegaan
gaan achteruit
gaat achteruit
gingen achteruit
ging achteruit
|
verschlechtern
(v)
(person)
|
bergafwaarts gaan
(v)
(person)
|
verschlechtern
(v)
(verschlimmern)
|
verergeren
(v)
(verschlimmern)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
verergerd
verergeren
verergerden
|
verschlechtern
(v)
(sittliches Benehmen)
|
perverteren
(v)
(sittliches Benehmen)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
geperverteerd
perverteert
perverteren
perverteerde
perverteerden
|
verschlechtern
(v)
(verschlimmern)
|
erger maken
(v)
(verschlimmern)
|
verschlechtern
(v)
(person)
|
achteruitgaan
(v)
(person)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
achteruitgegaan
gaan achteruit
gaat achteruit
gingen achteruit
ging achteruit
|
verschlechtern
(v)
(Geschicklichkeit)
|
achteruitgaan
(v)
(Geschicklichkeit)
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
achteruitgegaan
gaan achteruit
gaat achteruit
gingen achteruit
ging achteruit
|