treffen
(n)
(Militär)
|
treffen
(n)
(n)
(Militär)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
getroffen
treffen
treft
trof
troffen
|
treffen
(n)
|
treffen
(n)
(n)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
getroffen
treffen
treft
trof
troffen
|
treffen
(n)
(sport)
|
treffen
(n)
(n)
(sport)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
getroffen
treffen
treft
trof
troffen
|
treffen
(v)
(Aufmerksamkeit)
|
frapperen
(v)
(Aufmerksamkeit)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
gefrappeerd
frapperen
frappeert
frappeerden
frappeerde
|
treffen
(v)
(sich treffen)
|
terug ontmoeten
(v)
(sich treffen)
|
treffen
(v)
(Aufmerksamkeit)
|
treffen
(n)
(v)
(Aufmerksamkeit)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
getroffen
treffen
treft
trof
troffen
|
treffen
(v)
(Aufmerksamkeit)
|
opvallen
(v)
(Aufmerksamkeit)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
opgevallen
vallen op
valt op
vielen op
viel op
|
treffen
(v)
(sich treffen)
|
terugvinden
(n)
(v)
(sich treffen)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
teruggevonden
vindt terug
vinden terug
vonden terug
vond terug
|
treffen
(v)
(person)
|
elkaar ontmoeten
(v)
(person)
|
treffen
(v)
(Beratung)
|
samenkomen
(v)
(Beratung)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
samengekomen
komt samen
komen samen
kwamen samen
kwam samen
|
treffen
(v)
(Sinn)
|
teisteren
(v)
(Sinn)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
geteisterd
teisteren
teisterden
|
treffen
(v)
(person)
|
elkaar treffen
(v)
(person)
|
treffen
(v)
(Sinn)
|
treffen
(n)
(v)
(Sinn)
|
getroffen
triffst
treffen
trafen
trafst
triff
|
getroffen
treffen
treft
trof
troffen
|