herabsetzen
(v)
(verderben)
|
in waarde doen dalen
(v)
(verderben)
|
herabsetzen
(v)
(Geschwindigkeit)
|
langzamer bewegen
(v)
(Geschwindigkeit)
|
herabsetzen
(v)
(Laut)
|
verminderen
(v)
(Laut)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
verminderd
vermindert
verminderen
verminderden
verminderde
|
herabsetzen
(v)
(Wert)
|
geringschatten
(v)
(Wert)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
geringgeschat
schat gering
schatten gering
schatten gering
schatte gering
|
herabsetzen
(v)
(schmälern)
|
denigreren
(v)
(schmälern)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
gedenigreerd
denigreren
denigreert
denigreerden
denigreerde
|
herabsetzen
(v)
(Bemerkung)
|
geringschatten
(v)
(Bemerkung)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
geringgeschat
schat gering
schatten gering
schatten gering
schatte gering
|
herabsetzen
(v)
(Wert)
|
geringachten
(v)
(Wert)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
geringgeacht
achten gering
acht gering
achtten gering
achtte gering
|
herabsetzen
(v)
(verderben)
|
verlagen
(v)
(verderben)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
verlaagd
verlagen
verlaagt
verlaagde
verlaagden
|
herabsetzen
(v)
(Bemerkung)
|
niet zwaar tillen aan
(v)
(Bemerkung)
|
herabsetzen
(v)
(Laut)
|
afnemen
(v)
(Laut)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
afgenomen
neemt af
nemen af
namen af
nam af
|
herabsetzen
(v)
(Geschwindigkeit)
|
vertragen
(v)
(Geschwindigkeit)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
vertraagd
vertraagt
vertragen
vertraagde
vertraagden
|
herabsetzen
(v)
(schmälern)
|
kleineren
(v)
(schmälern)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
gekleineerd
kleineert
kleineren
kleineerden
kleineerde
|
herabsetzen
(v)
(norm)
|
wegnivelleren
(v)
(norm)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
weggenivelleerd
nivelleren weg
nivelleert weg
nivelleerden weg
nivelleerde weg
|
herabsetzen
(v)
(handel)
|
afprijzen
(v)
(handel)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
afgeprijsd
prijzen af
prijst af
prijsde af
prijsden af
|
herabsetzen
(v)
(Wert)
|
kleineren
(v)
(Wert)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
gekleineerd
kleineert
kleineren
kleineerden
kleineerde
|
herabsetzen
(v)
(schmälern)
|
afbreken
(v)
(schmälern)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
afgebroken
breekt af
breken af
brak af
braken af
|
herabsetzen
(v)
(Geschwindigkeit)
|
minderen
(v)
(Geschwindigkeit)
|
herabgesetzt
setzt herab
setzen herab
setzten herab
setztest herab
setz(e) herab
|
geminderd
mindert
minderen
minderde
minderden
|
herabsetzen
(v)
(Bemerkung)
|
doen alsof het weinig voorstelt
(v)
(Bemerkung)
|