winden
(n)
(n)
(Schlange)
|
kronkeling
(f)
(n)
(Schlange)
|
winden
(n)
(n)
(Schlange)
|
kronkelen
(n)
(n)
(Schlange)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gekronkeld
kronkelen
kronkelt
kronkelden
kronkelde
|
winden
(v)
(Pflanze)
|
zich winden
(v)
(Pflanze)
|
winden
(v)
(Fluss)
|
kronkelen
(n)
(v)
(Fluss)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gekronkeld
kronkelen
kronkelt
kronkelden
kronkelde
|
winden
(v)
(Straße)
|
zich winden
(v)
(Straße)
|
winden
(v)
(wind)
|
waaien
(v)
(wind)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gewaaid
waaien
waaiden
|
winden
(v)
(Straße)
|
zich kronkelen
(v)
(Straße)
|
winden
(v)
(Straße)
|
kronkelen
(n)
(v)
(Straße)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gekronkeld
kronkelen
kronkelt
kronkelden
kronkelde
|
winden
(v)
(Fluss)
|
meanderen
(v)
(Fluss)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gemeanderd
meanderen
meandert
meanderde
meanderden
|
winden
(v)
(Bewegung)
|
kronkelen
(n)
(v)
(Bewegung)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gekronkeld
kronkelen
kronkelt
kronkelden
kronkelde
|
winden
(v)
(allgemein)
|
wriemelen
(v)
(allgemein)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gewriemeld
wriemelen
wriemelt
wriemelde
wriemelden
|
winden
(v)
(allgemein)
|
zich kronkelen
(v)
(allgemein)
|
winden
(v)
(Fluss)
|
zich winden
(v)
(Fluss)
|
winden
(v)
(Pflanze)
|
zich kronkelen
(v)
(Pflanze)
|
winden
(v)
(Fluss)
|
zich kronkelen
(v)
(Fluss)
|
winden
(v)
|
winden
(v)
|
gewunden
winden
windest
wandest
wanden
wind(e)
|
gewonden
winden
windt
wond
wonden
|