Wachsen — Deutsch Holländisch Übersetzung11 Treffer

wachsen (v) (Zunahme) toenemen (v) (Zunahme)
wachsen (v) (person) groeien (v) (person)
wachsen (v) (Boden) boenen (v) (Boden)
wachsen (v) (Zunahme) oplopen (v) (Zunahme)
wachsen (v) (Pflanze) groeien (v) (Pflanze)
wachsen (v) (Boden) in de was zetten (v) (Boden)
wachsen (v) groeien (v)
wachsen (v) (Gesellschaft) aangroeien (v) (Gesellschaft)
wachsen (v) (Gesellschaft) zich uitbreiden (v) (Gesellschaft)
wachsen (v) ({{intrans.|:}} größer werden) groeien (v) ({{intrans.|:}} größer werden)
wachsen (v) (Gesellschaft) expanderen (v) (Gesellschaft)
Wachsen Beispiele7 Beispiele gefunden
aneinander wachsen zich aaneensluiten
aneinander wachsen samengroeien
aneinander wachsen samensmelten
aneinander wachsen zich verenigen
sich wachsen lassen laten groeien
wild wachsen woekeren
wild wachsen wild groeien
Übersetzen Wachsen in andere Sprachen
Übersetzen wachsen in Englisch
Übersetzen wachsen in Französisch
Übersetzen wachsen in Italienisch
Übersetzen wachsen in Spanisch
Übersetzen wachsen in Portugiesisch
Übersetzen wachsen in Slowenisch
Übersetzen wachsen in Polnisch
Übersetzen wachsen in Tschechisch