vorstellen
(v)
(person)
|
introduceren
(v)
(person)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
geïntroduceerd
introduceren
introduceert
introduceerde
introduceerden
|
vorstellen
(v)
(plan)
|
voorstellen
(v)
(plan)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
voorgesteld
stellen voor
stelt voor
stelden voor
stelde voor
|
vorstellen
(v)
(Geistestätigkeit)
|
zich voorstellen
(v)
(Geistestätigkeit)
|
vorstellen
(v)
(sich einbilden)
|
inbeelden
(v)
(sich einbilden)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
ingebeeld
beelden in
beeldt in
beeldden in
beeldde in
|
vorstellen
(v)
(Geistestätigkeit)
|
zien
(v)
(Geistestätigkeit)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
gezien
zien
ziet
zagen
zag
|
vorstellen
(v)
(begreifen)
|
zich indenken
(v)
(begreifen)
|
vorstellen
(v)
(person)
|
voorstellen
(v)
(person)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
voorgesteld
stellen voor
stelt voor
stelden voor
stelde voor
|
vorstellen
(v)
(plan)
|
naar voren brengen
(v)
(plan)
|
vorstellen
(v)
(sich einbilden)
|
fantaseren
(n)
(v)
(sich einbilden)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
gefantaseerd
fantaseren
fantaseert
fantaseerden
fantaseerde
|
vorstellen
(v)
(begreifen)
|
bedenken
(v)
(begreifen)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
bedacht
bedenken
bedenkt
bedacht
bedachten
|
vorstellen
(v)
(Geistestätigkeit)
|
zich indenken
(v)
(Geistestätigkeit)
|
vorstellen
(v)
(Geistestätigkeit)
|
zich inbeelden
(n)
(v)
(Geistestätigkeit)
|
vorstellen
(v)
(plan)
|
aanvoeren
(v)
(plan)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
aangevoerd
voert aan
voeren aan
voerden aan
voerde aan
|
vorstellen
(v)
(Uhr)
|
vooruitzetten
(v)
(Uhr)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
vooruitgezet
zet vooruit
zetten vooruit
zette vooruit
zetten vooruit
|
vorstellen
(v)
(Geistestätigkeit)
|
zich visualiseren
(v)
(Geistestätigkeit)
|
vorstellen
(v)
(begreifen)
|
zich voorstellen
(v)
(begreifen)
|
vorstellen
(v)
(person)
|
presenteren
(v)
(person)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
gepresenteerd
presenteert
presenteren
presenteerden
presenteerde
|
vorstellen
(v)
(begreifen)
|
begrijpen
(v)
(begreifen)
|
vorgestellt
stellst vor
stellen vor
stelltest vor
stellten vor
stell(e) vor
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|