verteidigen
(v)
(rechtfertigen)
|
verdedigen
(v)
(rechtfertigen)
|
verteidigt
verteidigen
verteidigst
verteidigten
verteidigtest
verteidig(e)
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
verteidigen
(v)
(Recht)
|
verdedigen
(v)
(Recht)
|
verteidigt
verteidigen
verteidigst
verteidigten
verteidigtest
verteidig(e)
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
verteidigen
(v)
(schützen)
|
beschermen
(v)
(schützen)
|
verteidigt
verteidigen
verteidigst
verteidigten
verteidigtest
verteidig(e)
|
beschermd
beschermt
beschermen
beschermde
beschermden
|
verteidigen
(v)
(rechtfertigen)
|
verweren
(v)
(rechtfertigen)
|
verteidigt
verteidigen
verteidigst
verteidigten
verteidigtest
verteidig(e)
|
verweerd
verweert
verweren
verweerden
verweerde
|
verteidigen
(v)
(rechtfertigen)
|
bijstaan
(v)
(rechtfertigen)
|
verteidigt
verteidigen
verteidigst
verteidigten
verteidigtest
verteidig(e)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
verteidigen
(v)
(schützen)
|
verdedigen
(v)
(schützen)
|
verteidigt
verteidigen
verteidigst
verteidigten
verteidigtest
verteidig(e)
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
verteidigen
(v)
(rechtfertigen)
|
steunen
(v)
(rechtfertigen)
|
verteidigt
verteidigen
verteidigst
verteidigten
verteidigtest
verteidig(e)
|
gesteund
steunt
steunen
steunde
steunden
|
verteidigen
(v)
(Recht)
|
pleiten voor
(v)
(Recht)
|