versorgen
(n)
(n)
(militärisch)
|
bevoorrading
(f)
(n)
(militärisch)
|
versorgen
(n)
(n)
(militärisch)
|
bevoorraden
(n)
(n)
(militärisch)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
bevoorraad
bevoorraden
bevoorraadt
bevoorraadden
bevoorraadde
|
versorgen
(v)
(patient)
|
verplegen
(v)
(patient)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
verpleegd
verpleegt
verplegen
verpleegden
verpleegde
|
versorgen
(v)
(zuführen)
|
verzorgen
(v)
(zuführen)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
verzorgd
verzorgen
verzorgt
verzorgden
verzorgde
|
versorgen
(v)
(Eigentum)
|
onderhouden
(n)
(v)
(Eigentum)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
onderhouden
onderhouden
onderhoudt
onderhielden
onderhield
|
versorgen
(v)
(zuführen)
|
zorgen
(v)
(zuführen)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
gezorgd
zorgen
zorgt
zorgde
zorgden
|
versorgen
(v)
(Familie)
|
onderhouden
(n)
(v)
(Familie)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
onderhouden
onderhouden
onderhoudt
onderhielden
onderhield
|
versorgen
(v)
(patient)
|
verzorgen
(v)
(patient)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
verzorgd
verzorgen
verzorgt
verzorgden
verzorgde
|
versorgen
(v)
(patient)
|
zorgen voor
(v)
(patient)
|
versorgen
(v)
(Eigentum)
|
verzorgen
(v)
(Eigentum)
|
versorgt
versorgst
versorgen
versorgtest
versorgten
versorg(e)
|
verzorgd
verzorgen
verzorgt
verzorgden
verzorgde
|