verschweigen
(v)
(Wahrheit)
|
verzwijgen
(v)
(Wahrheit)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
verzwegen
verzwijgt
verzwijgen
verzwegen
verzweeg
|
verschweigen
(v)
(Tatsachen)
|
verhelen
(v)
(Tatsachen)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
verheeld
verheelt
verhelen
verheelden
verheelde
|
verschweigen
(v)
(Auskunft)
|
achterhouden
(n)
(v)
(Auskunft)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
achtergehouden
houdt achter
houden achter
hield achter
hielden achter
|
verschweigen
(v)
(Tatsachen)
|
geheimhouden
(v)
(Tatsachen)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
geheimgehouden
houdt geheim
houden geheim
hield geheim
hielden geheim
|
verschweigen
(v)
(Tatsachen)
|
achterhouden
(n)
(v)
(Tatsachen)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
achtergehouden
houdt achter
houden achter
hield achter
hielden achter
|
verschweigen
(v)
(Tatsachen)
|
verbergen
(n)
(v)
(Tatsachen)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
verborgen
verbergt
verbergen
verborgen
verborg
|
verschweigen
(v)
(Auskunft)
|
onthouden
(v)
(Auskunft)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
onthouden
onthouden
onthoudt
onthield
onthielden
|
verschweigen
(v)
(Wahrheit)
|
geheimhouden
(v)
(Wahrheit)
|
verschwiegen
verschweigen
verschweigst
verschwiegen
verschwiegst
verschweig(e)
|
geheimgehouden
houdt geheim
houden geheim
hield geheim
hielden geheim
|