Verlegen — Deutsch Holländisch Übersetzung11 Treffer

verlegen (a) (Benehmen) timide (a) (Benehmen)
verlegen (a) (Benehmen) schuchter (a) (Benehmen)
verlegen (a) (Benehmen) beschaamd (a) (Benehmen)
verlegen (a) (Benehmen) bedeesd (a) (Benehmen)
verlegen (a) (Benehmen) verlegen (a) (Benehmen)
verlegen (v) (Gegenstände) verkeerd wegzetten (v) (Gegenstände)
verlegen (v) (Gegenstände) op de verkeerde plaats zetten (v) (Gegenstände)
verlegen (v) (Gegenstände) op de verkeerde plaats leggen (v) (Gegenstände)
verlegen (v) (allgemein) zoekmaken (v) (allgemein)
verlegen (o) (lachen) schaapachtig (o) (lachen)
verlegen (o) (lachen) verlegen (o) (lachen)
Verlegen Beispiele9 Beispiele gefunden
seinen Wohnsitz verlegen nach zich vestigen in
seinen Wohnsitz verlegen nach gaan wonen in
sich verlegen auf zich toeleggen op
sich verlegen auf inhaken op
verlegen machen in verlegenheid brengen
verlegen machen verlegen maken
verlegen machen beschamen
verlegen sein verlegen zijn
verlegen sein zich schamen
Übersetzen Verlegen in andere Sprachen
— Übersetzen verlegen in Englisch
— Übersetzen verlegen in Französisch
— Übersetzen verlegen in Italienisch
— Übersetzen verlegen in Spanisch
— Übersetzen verlegen in Portugiesisch
— Übersetzen verlegen in Slowenisch
— Übersetzen verlegen in Polnisch
— Übersetzen verlegen in Tschechisch
Mehrsprachige Online-Übersetzer Wählen Sie ein Wörterbuch: Englisch Französisch Deutsch Italienisch Spanisch Portugiesisch Holländisch Slowenisch Polnisch Tschechisch 2024 langdb.com | Page load 0.0299 s. Nutzungsbedingungen Datenschutz Impressum