verbinden
(n)
(n)
(Medizin)
|
omzwachtelen
(n)
(n)
(Medizin)
|
verbinden
(n)
(n)
(Medizin)
|
verbinden
(n)
(n)
(Medizin)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
verbinden
(v)
(Rohrleitungen)
|
verbinden
(n)
(v)
(Rohrleitungen)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
verbinden
(v)
(Medizin)
|
verzorgen
(v)
(Medizin)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verzorgd
verzorgen
verzorgt
verzorgden
verzorgde
|
verbinden
(v)
(binden)
|
bijeenbinden
(v)
(binden)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
bijeengebonden
binden bijeen
bindt bijeen
bond bijeen
bonden bijeen
|
verbinden
(v)
(Idee)
|
verbinden
(n)
(v)
(Idee)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
verbinden
(v)
(Beziehung)
|
verbinden
(n)
(v)
(Beziehung)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
verbinden
(v)
(Rohrleitungen)
|
aansluiten
(v)
(Rohrleitungen)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
aangesloten
sluiten aan
sluit aan
sloten aan
sloot aan
|
verbinden
(v)
(binden)
|
vastbinden
(v)
(binden)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
vastgebonden
bindt vast
binden vast
bonden vast
bond vast
|
verbinden
(v)
(Medizin)
|
verbinden
(n)
(v)
(Medizin)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
verbinden
(v)
(Beziehung)
|
koppelen
(v)
(Beziehung)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
gekoppeld
koppelt
koppelen
koppelden
koppelde
|
verbinden
(v)
(Platz)
|
verbinden
(n)
(v)
(Platz)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
verbinden
(v)
(Familie)
|
binden
(v)
(Familie)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
gebonden
binden
bindt
bond
bonden
|
verbinden
(v)
(Chemie)
|
zich verbinden
(v)
(Chemie)
|
verbinden
(v)
(Beziehung)
|
aan elkaar schakelen
(v)
(Beziehung)
|
verbinden
(v)
(binden)
|
binden
(v)
(binden)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
gebonden
binden
bindt
bond
bonden
|
verbinden
(v)
(Idee)
|
associëren
(v)
(Idee)
|
verbinden
(v)
(Familie)
|
verbinden
(n)
(v)
(Familie)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|
verbinden
(v)
(telefon)
|
doorverbinden
(v)
(telefon)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
doorverbonden
doorverbindt
doorverbinden
doorverbonden
doorverbond
|
verbinden
(v)
(telefon)
|
verbinden
(n)
(v)
(telefon)
|
verbunden
verbindest
verbinden
verbandest
verbanden
verbind(e)
|
verbonden
verbindt
verbinden
verbonden
verbond
|