unterbringen
(v)
(Unterkunft)
|
huisvesten
(v)
(Unterkunft)
|
untergebracht
bringst unter
bringen unter
brachtest unter
brachten unter
bring(e) unter
|
gehuisvest
huisvesten
huisvest
huisvestte
huisvestten
|
unterbringen
(v)
(Zimmer)
|
een zitplaatscapaciteit hebben van
(v)
(Zimmer)
|
unterbringen
(v)
(einlogieren)
|
onderbrengen
(n)
(v)
(einlogieren)
|
untergebracht
bringst unter
bringen unter
brachtest unter
brachten unter
bring(e) unter
|
ondergebracht
brengt onder
brengen onder
bracht onder
brachten onder
|
unterbringen
(v)
(Zimmer)
|
plaats bieden aan
(v)
(Zimmer)
|
unterbringen
(v)
(einlogieren)
|
herbergen
(v)
(einlogieren)
|
untergebracht
bringst unter
bringen unter
brachtest unter
brachten unter
bring(e) unter
|
geherbergd
herbergen
herbergt
herbergde
herbergden
|
unterbringen
(v)
(person)
|
onderdak geven
(v)
(person)
|
unterbringen
(v)
(einlogieren)
|
huisvesten
(v)
(einlogieren)
|
untergebracht
bringst unter
bringen unter
brachtest unter
brachten unter
bring(e) unter
|
gehuisvest
huisvesten
huisvest
huisvestte
huisvestten
|
unterbringen
(v)
(Unterkunft)
|
logeren
(v)
(Unterkunft)
|
untergebracht
bringst unter
bringen unter
brachtest unter
brachten unter
bring(e) unter
|
gelogeerd
logeren
logeert
logeerden
logeerde
|