transportieren
(v)
(Leute)
|
vervoeren
(v)
(Leute)
|
transportiert
transportieren
transportierst
transportierten
transportiertest
transportiere
|
vervoerd
vervoert
vervoeren
vervoerde
vervoerden
|
transportieren
(v)
(Befördern)
|
vervoeren
(v)
(Befördern)
|
transportiert
transportieren
transportierst
transportierten
transportiertest
transportiere
|
vervoerd
vervoert
vervoeren
vervoerde
vervoerden
|
transportieren
(v)
(transport)
|
vervoeren
(v)
(transport)
|
transportiert
transportieren
transportierst
transportierten
transportiertest
transportiere
|
vervoerd
vervoert
vervoeren
vervoerde
vervoerden
|
transportieren
(v)
(transport)
|
transporteren
(v)
(transport)
|
transportiert
transportieren
transportierst
transportierten
transportiertest
transportiere
|
getransporteerd
transporteren
transporteert
transporteerden
transporteerde
|
transportieren
(v)
(Leute)
|
transporteren
(v)
(Leute)
|
transportiert
transportieren
transportierst
transportierten
transportiertest
transportiere
|
getransporteerd
transporteren
transporteert
transporteerden
transporteerde
|
transportieren
(v)
(Befördern)
|
transporteren
(v)
(Befördern)
|
transportiert
transportieren
transportierst
transportierten
transportiertest
transportiere
|
getransporteerd
transporteren
transporteert
transporteerden
transporteerde
|