stopfen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
herstellen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
hersteld
herstelt
herstellen
herstelde
herstelden
|
stopfen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
mazen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gemaasd
maast
mazen
maasden
maasde
|
stopfen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
oplappen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
opgelapt
lappen op
lapt op
lapten op
lapte op
|
stopfen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
stoppen
(n)
(n)
(Kleidung)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gestopt
stoppen
stopt
stopte
stopten
|
stopfen
(v)
(unbesonnen)
|
stoppen
(n)
(v)
(unbesonnen)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gestopt
stoppen
stopt
stopte
stopten
|
stopfen
(v)
(kulinarisch)
|
vullen
(v)
(kulinarisch)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gevuld
vullen
vult
vulden
vulde
|
stopfen
(v)
(Kleidung)
|
mazen
(n)
(v)
(Kleidung)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gemaasd
maast
mazen
maasden
maasde
|
stopfen
(v)
(kulinarisch)
|
farceren
(v)
(kulinarisch)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gefarceerd
farceert
farceren
farceerden
farceerde
|
stopfen
(v)
(allgemein)
|
dwingen te eten
(v)
(allgemein)
|
stopfen
(v)
|
stoppen
(n)
(v)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gestopt
stoppen
stopt
stopte
stopten
|
stopfen
(v)
(Unordnung)
|
proppen
(v)
(Unordnung)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gepropt
propt
proppen
propte
propten
|
stopfen
(v)
(verstopfen)
|
verstoppen
(n)
(v)
(verstopfen)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
verstopt
verstopt
verstoppen
verstopte
verstopten
|
stopfen
(v)
(Kleidung)
|
stoppen
(n)
(v)
(Kleidung)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gestopt
stoppen
stopt
stopte
stopten
|
stopfen
(v)
(verstopfen)
|
dichtstoppen
(v)
(verstopfen)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
dichtgestopt
stopt dicht
stoppen dicht
stopten dicht
stopte dicht
|
stopfen
(v)
(unbesonnen)
|
gooien
(v)
(unbesonnen)
|
gestopft
stopfen
stopfst
stopften
stopftest
stopf(e)
|
gegooid
gooien
gooit
gooiden
gooide
|