schildern
(v)
(Beschreibung)
|
afspiegelen
(v)
(Beschreibung)
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
afgespiegeld
spiegelt af
spiegelen af
spiegelden af
spiegelde af
|
schildern
(v)
(Bericht)
|
afschilderen
(v)
(Bericht)
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
afgeschilderd
schildert af
schilderen af
schilderden af
schilderde af
|
schildern
(v)
(charakterisieren)
|
beschrijven
(v)
(charakterisieren)
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
beschreven
beschrijven
beschrijft
beschreef
beschreven
|
schildern
(v)
(charakterisieren)
|
voorstellen
(v)
(charakterisieren)
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
voorgesteld
stellen voor
stelt voor
stelden voor
stelde voor
|
schildern
(v)
(charakterisieren)
|
karakteriseren
(v)
(charakterisieren)
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
schildern
(v)
(charakterisieren)
|
afschilderen
(v)
(charakterisieren)
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
afgeschilderd
schildert af
schilderen af
schilderden af
schilderde af
|
schildern
(v)
(Beschreibung)
|
afschilderen
(v)
(Beschreibung)
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
afgeschilderd
schildert af
schilderen af
schilderden af
schilderde af
|