reduzieren
(v)
(Preise)
|
afprijzen
(v)
(Preise)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
afgeprijsd
prijzen af
prijst af
prijsde af
prijsden af
|
reduzieren
(v)
(Ausgaben)
|
inperken
(v)
(Ausgaben)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
ingeperkt
perkt in
perken in
perkten in
perkte in
|
reduzieren
(v)
(Belegschaft)
|
verkleinen
(v)
(Belegschaft)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
verkleind
verkleint
verkleinen
verkleinden
verkleinde
|
reduzieren
(v)
(Belegschaft)
|
afslanken
(n)
(v)
(Belegschaft)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
afgeslankt
slankt af
slanken af
slankte af
slankten af
|
reduzieren
(v)
(vermindern)
|
besnoeien
(v)
(vermindern)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
besnoeid
besnoeien
besnoeit
besnoeide
besnoeiden
|
reduzieren
(v)
(Ausgaben)
|
beteugelen
(v)
(Ausgaben)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
beteugeld
beteugelen
beteugelt
beteugelden
beteugelde
|
reduzieren
(v)
(Belegschaft)
|
verminderen
(v)
(Belegschaft)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
verminderd
vermindert
verminderen
verminderden
verminderde
|
reduzieren
(v)
(niveau)
|
terugschroeven
(v)
(niveau)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
teruggeschroefd
schroeft terug
schroeven terug
schroefden terug
schroefde terug
|
reduzieren
(v)
(vermindern)
|
verslappen
(v)
(vermindern)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
verslapt
verslappen
verslapt
verslapten
verslapte
|
reduzieren
(v)
(Ausgaben)
|
intomen
(v)
(Ausgaben)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
ingetoomd
toomt in
tomen in
toomden in
toomde in
|
reduzieren
(v)
(vermindern)
|
bedaren
(v)
(vermindern)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
bedaard
bedaren
bedaart
bedaarde
bedaarden
|
reduzieren
(v)
(vermindern)
|
afnemen
(v)
(vermindern)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
afgenomen
neemt af
nemen af
namen af
nam af
|
reduzieren
(v)
(Ausgaben)
|
beperken
(v)
(Ausgaben)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
beperkt
beperkt
beperken
beperkte
beperkten
|
reduzieren
(v)
(vermindern)
|
verminderen
(v)
(vermindern)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
verminderd
vermindert
verminderen
verminderden
verminderde
|
reduzieren
(v)
(vermindern)
|
reduceren
(v)
(vermindern)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
gereduceerd
reduceren
reduceert
reduceerden
reduceerde
|
reduzieren
(v)
(Preise)
|
verlagen
(v)
(Preise)
|
reduziert
reduzierst
reduzieren
reduziertest
reduzierten
reduziere
|
verlaagd
verlagen
verlaagt
verlaagde
verlaagden
|