merken
(v)
(Gefühl)
|
merken
(v)
(Gefühl)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
gemerkt
merken
merkt
merkte
merkten
|
merken
(v)
(Denkvermögen)
|
onthouden
(v)
(Denkvermögen)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
onthouden
onthouden
onthoudt
onthield
onthielden
|
merken
(v)
(Gefühl)
|
gewaarworden
(v)
(Gefühl)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
gewaargeworden
worden gewaar
wordt gewaar
werden gewaar
werd gewaar
|
merken
(v)
(bewusst)
|
merken
(v)
(bewusst)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
gemerkt
merken
merkt
merkte
merkten
|
merken
(v)
(Sinn)
|
merken
(v)
(Sinn)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
gemerkt
merken
merkt
merkte
merkten
|
merken
(v)
(Gedächtnis)
|
van buiten leren
(v)
(Gedächtnis)
|
merken
(v)
(Gefühl)
|
zich bewust worden van
(v)
(Gefühl)
|
merken
(v)
(beobachten)
|
bemerken
(v)
(beobachten)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
bemerkt
bemerkt
bemerken
bemerkte
bemerkten
|
merken
(v)
(beobachten)
|
nota nemen van
(v)
(beobachten)
|
merken
(v)
(Gedächtnis)
|
uit het hoofd leren
(v)
(Gedächtnis)
|
merken
(v)
(Gefühl)
|
bemerken
(v)
(Gefühl)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
bemerkt
bemerkt
bemerken
bemerkte
bemerkten
|
merken
(v)
(Gedächtnis)
|
memoriseren
(v)
(Gedächtnis)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
gememoriseerd
memoriseert
memoriseren
memoriseerde
memoriseerden
|
merken
(v)
(beobachten)
|
opmerken
(v)
(beobachten)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
opgemerkt
merken op
merkt op
merkten op
merkte op
|
merken
(v)
(bewusst)
|
bemerken
(v)
(bewusst)
|
gemerkt
merkst
merken
merktest
merkten
merk(e)
|
bemerkt
bemerkt
bemerken
bemerkte
bemerkten
|