landen
(n)
(n)
(Luftfahrt)
|
landen
(n)
(n)
(Luftfahrt)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
geland
landen
landt
landden
landde
|
landen
(n)
(n)
(Luftfahrt)
|
landing
(f)
(n)
(Luftfahrt)
|
landen
(v)
(person)
|
belanden
(v)
(person)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
beland
belandt
belanden
belandde
belandden
|
landen
(v)
(Platz)
|
terechtkomen
(v)
(Platz)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
terechtgekomen
komen terecht
komt terecht
kwam terecht
kwamen terecht
|
landen
(v)
(Luftfahrt)
|
neerkomen
(v)
(Luftfahrt)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
neergekomen
komt neer
komen neer
kwam neer
kwamen neer
|
landen
(v)
(Flugzeug)
|
neerzetten
(v)
(Flugzeug)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
neergezet
zet neer
zetten neer
zetten neer
zette neer
|
landen
(v)
(Luftfahrt)
|
landen
(n)
(v)
(Luftfahrt)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
geland
landen
landt
landden
landde
|
landen
(v)
(person)
|
terechtkomen
(v)
(person)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
terechtgekomen
komen terecht
komt terecht
kwam terecht
kwamen terecht
|
landen
(v)
(Platz)
|
belanden
(v)
(Platz)
|
gelandet
landen
landest
landeten
landetest
lande
|
beland
belandt
belanden
belandde
belandden
|