herausfinden
(v)
(Entdeckung)
|
uitvogelen
(v)
(Entdeckung)
|
herausgefunden
finden heraus
findest heraus
fandest heraus
fanden heraus
find(e) heraus
|
uitgevogeld
vogelt uit
vogelen uit
vogelde uit
vogelden uit
|
herausfinden
(v)
(Geheimnis)
|
ontdekken
(v)
(Geheimnis)
|
herausgefunden
finden heraus
findest heraus
fandest heraus
fanden heraus
find(e) heraus
|
ontdekt
ontdekken
ontdekt
ontdekten
ontdekte
|
herausfinden
(v)
(Entdeckung)
|
uitvissen
(v)
(Entdeckung)
|
herausgefunden
finden heraus
findest heraus
fandest heraus
fanden heraus
find(e) heraus
|
uitgevist
vist uit
vissen uit
viste uit
visten uit
|
herausfinden
(v)
(Geheimnis)
|
erachter komen
(v)
(Geheimnis)
|
herausfinden
(v)
(Geheimnis)
|
op het spoor komen
(v)
(Geheimnis)
|
herausfinden
(v)
(Geheimnis)
|
bespeuren
(v)
(Geheimnis)
|
herausgefunden
finden heraus
findest heraus
fandest heraus
fanden heraus
find(e) heraus
|
bespeurd
bespeurt
bespeuren
bespeurde
bespeurden
|
herausfinden
(v)
(Entdeckung)
|
uitdokteren
(v)
(Entdeckung)
|
herausgefunden
finden heraus
findest heraus
fandest heraus
fanden heraus
find(e) heraus
|
uitgedokterd
dokteren uit
doktert uit
dokterde uit
dokterden uit
|
herausfinden
(v)
(Geheimnis)
|
te weten komen
(v)
(Geheimnis)
|