garnieren
(n)
(n)
(Schmücken)
|
versieren
(n)
(n)
(Schmücken)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
versierd
versiert
versieren
versierde
versierden
|
garnieren
(n)
(n)
(Schmücken)
|
opsmuk
(m)
(n)
(Schmücken)
|
garnieren
(n)
(n)
(Schmücken)
|
versiering
(f)
(n)
(Schmücken)
|
garnieren
(n)
(n)
(Schmücken)
|
verfraaiing
(f)
(n)
(Schmücken)
|
garnieren
(v)
(verschönern)
|
tooien
(v)
(verschönern)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
getooid
tooien
tooit
tooiden
tooide
|
garnieren
(v)
(verschönern)
|
versieren
(n)
(v)
(verschönern)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
versierd
versiert
versieren
versierde
versierden
|
garnieren
(v)
(kulinarisch)
|
garneren
(v)
(kulinarisch)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
gegarneerd
garneren
garneert
garneerden
garneerde
|
garnieren
(v)
(kulinarisch)
|
versieren
(n)
(v)
(kulinarisch)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
versierd
versiert
versieren
versierde
versierden
|
garnieren
(v)
(verschönern)
|
decoreren
(v)
(verschönern)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
gedecoreerd
decoreert
decoreren
decoreerde
decoreerden
|
garnieren
(v)
(verschönern)
|
opschikken
(v)
(verschönern)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
opgeschikt
schikken op
schikt op
schikte op
schikten op
|
garnieren
(v)
(verschönern)
|
verfraaien
(v)
(verschönern)
|
garniert
garnieren
garnierst
garniertest
garnierten
garniere
|
verfraaid
verfraait
verfraaien
verfraaiden
verfraaide
|
garnieren
(v)
(verschönern)
|
mooi maken
(v)
(verschönern)
|