erleiden (v) (Schmerz) | doorstaan (v) (Schmerz) |
erleiden (v) (Folgen) | lijden (n) (v) (Folgen) |
erleiden (v) (Verlust) | lijden (n) (v) (Verlust) |
erleiden (v) (unangenehm) | ondergaan (v) (unangenehm) |
erleiden (v) (Verlust) | oplopen (v) (Verlust) |
erleiden (v) (Folgen) | ondergaan (v) (Folgen) |
Rückfall erleiden | opnieuw ziek worden |
Rückfall erleiden | hervallen |
Schiffbruch erleiden | schipbreuk doen lijden |
Schiffbruch erleiden | schipbreuk lijden |
Schiffbruch erleiden | vergaan |