entkommen
(v)
(Gefangene)
|
ontsnappen
(v)
(Gefangene)
|
entkommen
entkommst
entkommen
entkamen
entkamst
entkomm(e)
|
ontsnapt
ontsnapt
ontsnappen
ontsnapten
ontsnapte
|
entkommen
(v)
(Gefahr)
|
ontsnappen
(v)
(Gefahr)
|
entkommen
entkommst
entkommen
entkamen
entkamst
entkomm(e)
|
ontsnapt
ontsnapt
ontsnappen
ontsnapten
ontsnapte
|
entkommen
(v)
(Aufgabe)
|
ontsnappen aan
(v)
(Aufgabe)
|
entkommen
(v)
(Gefahr)
|
ontspringen aan
(v)
(Gefahr)
|
entkommen
(v)
(problem)
|
ontlopen
(v)
(problem)
|
entkommen
entkommst
entkommen
entkamen
entkamst
entkomm(e)
|
ontlopen
ontloopt
ontlopen
ontliep
ontliepen
|
entkommen
(v)
(Gefangene)
|
vluchten
(v)
(Gefangene)
|
entkommen
entkommst
entkommen
entkamen
entkamst
entkomm(e)
|
gevlucht
vlucht
vluchten
vluchtte
vluchtten
|
entkommen
(v)
(entziehen)
|
ontwijken
(n)
(v)
(entziehen)
|
entkommen
entkommst
entkommen
entkamen
entkamst
entkomm(e)
|
ontweken
ontwijkt
ontwijken
ontweek
ontweken
|
entkommen
(v)
(Gefahr)
|
ontkomen aan
(v)
(Gefahr)
|
entkommen
(v)
(entziehen)
|
ontsnappen aan
(v)
(entziehen)
|
entkommen
(v)
(Gefahr)
|
ontkomen
(v)
(Gefahr)
|
entkommen
entkommst
entkommen
entkamen
entkamst
entkomm(e)
|
ontkomen
ontkomt
ontkomen
ontkwam
ontkwamen
|
entkommen
(v)
(Aufgabe)
|
ontkomen aan
(v)
(Aufgabe)
|
entkommen
(v)
(Gefahr)
|
ontsnappen aan
(v)
(Gefahr)
|