entgelten (v) (ausgleichen) | vergoeden (v) (ausgleichen) |
entgelten (v) (ausgleichen) | goedmaken (v) (ausgleichen) |
etwas entgelten müssen | ervoor moeten boeten |
etwas entgelten müssen | het moeten ontgelden |
etwas entgelten müssen | ervoor moeten opdraaien |