empfangen
(v)
(schwanger werden)
|
zwanger worden
(v)
(schwanger werden)
|
empfangen
(v)
(Gast)
|
ontvangen
(v)
(Gast)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
ontvangen
ontvangen
ontvangt
ontvingen
ontving
|
empfangen
(v)
(Idee)
|
ontvangen
(v)
(Idee)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
ontvangen
ontvangen
ontvangt
ontvingen
ontving
|
empfangen
(v)
(signal)
|
opvangen
(v)
(signal)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
opgevangen
vangt op
vangen op
ving op
vingen op
|
empfangen
(v)
(Besucher)
|
ontvangen
(v)
(Besucher)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
ontvangen
ontvangen
ontvangt
ontvingen
ontving
|
empfangen
(v)
(annehmen)
|
aanvaarden
(v)
(annehmen)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
aanvaard
aanvaardt
aanvaarden
aanvaardden
aanvaardde
|
empfangen
(v)
(annehmen)
|
aannemen
(v)
(annehmen)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
aangenomen
neemt aan
nemen aan
nam aan
namen aan
|
empfangen
(v)
(schwanger werden)
|
in verwachting raken
(v)
(schwanger werden)
|
empfangen
(v)
(annehmen)
|
accepteren
(v)
(annehmen)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
geaccepteerd
accepteert
accepteren
accepteerde
accepteerden
|
empfangen
(v)
(Radio - Fernsehen)
|
ontvangen
(v)
(Radio - Fernsehen)
|
empfangen
empfangen
empfängst
empfingst
empfingen
empfang(e)
|
ontvangen
ontvangen
ontvangt
ontvingen
ontving
|