brummen
(n)
(n)
(Automobile)
|
gezoem
(n)
(n)
(Automobile)
|
brummen
(n)
(n)
(Benehmen)
|
grauw
(m)
(n)
(Benehmen)
|
brummen
(n)
(n)
(Benehmen)
|
snauw
(m)
(n)
(Benehmen)
|
brummen
(n)
(n)
(Automobile)
|
gesnor
(n)
(n)
(Automobile)
|
brummen
(v)
(Benehmen)
|
brommen
(n)
(v)
(Benehmen)
|
gebrummt
brummst
brummen
brummten
brummtest
brumm(e)
|
gebromd
bromt
brommen
bromden
bromde
|
brummen
(v)
(Benehmen)
|
snauwen
(v)
(Benehmen)
|
gebrummt
brummst
brummen
brummten
brummtest
brumm(e)
|
gesnauwd
snauwen
snauwt
snauwden
snauwde
|
brummen
(v)
(kritisieren)
|
morren
(v)
(kritisieren)
|
gebrummt
brummst
brummen
brummten
brummtest
brumm(e)
|
gemord
mort
morren
morden
morde
|
brummen
(v)
(kritisieren)
|
mopperen
(v)
(kritisieren)
|
gebrummt
brummst
brummen
brummten
brummtest
brumm(e)
|
gemopperd
mopperen
moppert
mopperde
mopperden
|
brummen
(v)
(kritisieren)
|
kankeren
(v)
(kritisieren)
|
gebrummt
brummst
brummen
brummten
brummtest
brumm(e)
|
gekankerd
kankert
kankeren
kankerde
kankerden
|
brummen
(v)
(kritisieren)
|
sakkeren
(v)
(kritisieren)
|
gebrummt
brummst
brummen
brummten
brummtest
brumm(e)
|
gesakkerd
sakkeren
sakkert
sakkerden
sakkerde
|
brummen
(v)
(kritisieren)
|
grommen
(n)
(v)
(kritisieren)
|
gebrummt
brummst
brummen
brummten
brummtest
brumm(e)
|
gegromd
gromt
grommen
gromde
gromden
|