bringen
(v)
(begleiten)
|
meelopen
(v)
(begleiten)
|
gebracht
bringst
bringen
brachten
brachtest
bring(e)
|
meegelopen
lopen mee
loopt mee
liep mee
liepen mee
|
bringen
(v)
|
brengen
(v)
|
gebracht
bringst
bringen
brachten
brachtest
bring(e)
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|
bringen
(v)
(person)
|
meebrengen
(v)
(person)
|
gebracht
bringst
bringen
brachten
brachtest
bring(e)
|
meegebracht
brengt mee
brengen mee
brachten mee
bracht mee
|
bringen
(v)
(etwas Neues erschaffen)
|
brengen
(v)
(etwas Neues erschaffen)
|
gebracht
bringst
bringen
brachten
brachtest
bring(e)
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|
bringen
(v)
(Gegenstände)
|
meebrengen
(v)
(Gegenstände)
|
gebracht
bringst
bringen
brachten
brachtest
bring(e)
|
meegebracht
brengt mee
brengen mee
brachten mee
bracht mee
|
bringen
(v)
(person)
|
brengen
(v)
(person)
|
gebracht
bringst
bringen
brachten
brachtest
bring(e)
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|
bringen
(v)
(begleiten)
|
gaan met
(v)
(begleiten)
|
bringen
(v)
(Gegenstände)
|
brengen
(v)
(Gegenstände)
|
gebracht
bringst
bringen
brachten
brachtest
bring(e)
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|