belasten
(v)
(Unehrlichkeit)
|
verwikkelen
(v)
(Unehrlichkeit)
|
belastet
belastest
belasten
belasteten
belastetest
belaste
|
verwikkeld
verwikkelen
verwikkelt
verwikkelde
verwikkelden
|
belasten
(v)
(Unehrlichkeit)
|
betrekken
(v)
(Unehrlichkeit)
|
belastet
belastest
belasten
belasteten
belastetest
belaste
|
betrokken
betrekken
betrekt
betrokken
betrok
|
belasten
(v)
(Bankwesen - Handel)
|
voor een bepaald bedrag debiteren
(v)
(Bankwesen - Handel)
|
belasten
(v)
(Buchhaltung)
|
debiteren
(v)
(Buchhaltung)
|
belastet
belastest
belasten
belasteten
belastetest
belaste
|
gedebiteerd
debiteert
debiteren
debiteerde
debiteerden
|
belasten
(v)
(Unehrlichkeit)
|
impliceren
(v)
(Unehrlichkeit)
|
belastet
belastest
belasten
belasteten
belastetest
belaste
|
geïmpliceerd
impliceert
impliceren
impliceerden
impliceerde
|
belasten
(v)
(überladen)
|
beladen
(v)
(überladen)
|
belastet
belastest
belasten
belasteten
belastetest
belaste
|
beladen
belaadt
beladen
belaadde
belaadden
|
belasten
(v)
(überladen)
|
overbelasten
(v)
(überladen)
|
belastet
belastest
belasten
belasteten
belastetest
belaste
|
overbelast
overbelast
overbelasten
overbelastte
overbelastten
|
belasten
(v)
(Anstrengung)
|
veel vergen van
(v)
(Anstrengung)
|
belasten
(v)
(überladen)
|
belasten
(n)
(v)
(überladen)
|
belastet
belastest
belasten
belasteten
belastetest
belaste
|
belast
belast
belasten
belastte
belastten
|
belasten
(v)
(Bankwesen - Handel)
|
op de rekening laten schrijven
(v)
(Bankwesen - Handel)
|