bedeuten
(v)
(Wichtigkeit)
|
belang hebben
(v)
(Wichtigkeit)
|
bedeuten
(v)
(heißen)
|
betekenen
(v)
(heißen)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
bedeuten
(v)
(omen)
|
beduiden
(v)
(omen)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
beduid
beduidt
beduiden
beduidden
beduidde
|
bedeuten
(v)
(Wichtigkeit)
|
een teken zijn van
(v)
(Wichtigkeit)
|
bedeuten
(v)
(Wichtigkeit)
|
betekenen
(v)
(Wichtigkeit)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
bedeuten
(v)
(Sinn)
|
beduiden
(v)
(Sinn)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
beduid
beduidt
beduiden
beduidden
beduidde
|
bedeuten
(v)
(omen)
|
beloven
(v)
(omen)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
beloofd
beloven
belooft
beloofde
beloofden
|
bedeuten
(v)
(Sinn)
|
betekenen
(v)
(Sinn)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
bedeuten
(v)
(omen)
|
voorspellen
(n)
(v)
(omen)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
voorspeld
voorspellen
voorspelt
voorspelde
voorspelden
|
bedeuten
(v)
(omen)
|
betekenen
(v)
(omen)
|
bedeutet
bedeutest
bedeuten
bedeutetest
bedeuteten
bedeute
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|