ausfragen
(v)
(person)
|
verhoren
(v)
(person)
|
ausgefragt
fragen aus
fragst aus
fragten aus
fragtest aus
frag(e) aus
|
verhoord
verhoort
verhoren
verhoorden
verhoorde
|
ausfragen
(v)
(militärisch)
|
ondervragen
(v)
(militärisch)
|
ausgefragt
fragen aus
fragst aus
fragten aus
fragtest aus
frag(e) aus
|
ondervraagd
ondervraagt
ondervragen
ondervroeg
ondervroegen
|
ausfragen
(v)
(militärisch)
|
een mondeling verslag laten uitbrengen
(v)
(militärisch)
|
ausfragen
(v)
(Untersuchung)
|
ondervragen
(v)
(Untersuchung)
|
ausgefragt
fragen aus
fragst aus
fragten aus
fragtest aus
frag(e) aus
|
ondervraagd
ondervraagt
ondervragen
ondervroeg
ondervroegen
|
ausfragen
(v)
(Geheimnis)
|
uithoren
(v)
(Geheimnis)
|
ausgefragt
fragen aus
fragst aus
fragten aus
fragtest aus
frag(e) aus
|
uitgehoord
horen uit
hoort uit
hoorden uit
hoorde uit
|
ausfragen
(v)
(Geheimnis)
|
uitvorsen
(v)
(Geheimnis)
|
ausgefragt
fragen aus
fragst aus
fragten aus
fragtest aus
frag(e) aus
|
uitgevorst
vorst uit
vorsen uit
vorsten uit
vorste uit
|
ausfragen
(v)
(Untersuchung)
|
vragen stellen
(v)
(Untersuchung)
|
ausfragen
(v)
(Geheimnis)
|
uitvragen
(v)
(Geheimnis)
|
ausgefragt
fragen aus
fragst aus
fragten aus
fragtest aus
frag(e) aus
|
uitgevraagd
vragen uit
vraagt uit
vroegen uit
vroeg uit
|
ausfragen
(v)
(person)
|
ondervragen
(v)
(person)
|
ausgefragt
fragen aus
fragst aus
fragten aus
fragtest aus
frag(e) aus
|
ondervraagd
ondervraagt
ondervragen
ondervroeg
ondervroegen
|