auftreten
(n)
(n)
(Anwesenheit)
|
voorkomen
(n)
(n)
(Anwesenheit)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
auftreten
(v)
(erscheinen)
|
verschijnen
(v)
(erscheinen)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
verschenen
verschijnt
verschijnen
verschenen
verscheen
|
auftreten
(v)
(theater)
|
toneelspelen
(v)
(theater)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
toneelgespeeld
spelen toneel
speelt toneel
speelden toneel
speelde toneel
|
auftreten
(v)
(erscheinen)
|
te voorschijn komen
(n)
(v)
(erscheinen)
|
auftreten
(v)
(musik)
|
een uitvoering geven
(v)
(musik)
|
auftreten
(v)
(musik)
|
optreden
(n)
(v)
(musik)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
opgetreden
treedt op
treden op
trad op
traden op
|
auftreten
(v)
(musik)
|
een voorstelling geven
(v)
(musik)
|
auftreten
(v)
(erscheinen)
|
opduiken
(n)
(v)
(erscheinen)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
opgedoken
duikt op
duiken op
dook op
doken op
|
auftreten
(v)
(theater)
|
acteren
(n)
(v)
(theater)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
geacteerd
acteert
acteren
acteerden
acteerde
|
auftreten
(v)
(erscheinen)
|
opdagen
(v)
(erscheinen)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
opgedaagd
dagen op
daagt op
daagde op
daagden op
|
auftreten
(v)
(theater)
|
spelen
(n)
(v)
(theater)
|
aufgetreten
trittst auf
treten auf
tratest auf
traten auf
tritt auf
|
gespeeld
spelen
speelt
speelde
speelden
|