auftauchen
(n)
(n)
(erscheinen)
|
te voorschijn komen
(n)
(n)
(erscheinen)
|
auftauchen
(n)
(n)
(erscheinen)
|
opduiken
(n)
(n)
(erscheinen)
|
aufgetaucht
tauchst auf
tauchen auf
tauchten auf
tauchtest auf
tauch(e) auf
|
opgedoken
duikt op
duiken op
dook op
doken op
|
auftauchen
(v)
(erscheinen)
|
verschijnen
(v)
(erscheinen)
|
aufgetaucht
tauchst auf
tauchen auf
tauchten auf
tauchtest auf
tauch(e) auf
|
verschenen
verschijnt
verschijnen
verschenen
verscheen
|
auftauchen
(v)
(zum Vorschein kommen)
|
de kop opsteken
(v)
(zum Vorschein kommen)
|
auftauchen
(v)
(erscheinen)
|
te voorschijn komen
(n)
(v)
(erscheinen)
|
auftauchen
(v)
(sich finden)
|
terechtkomen
(v)
(sich finden)
|
aufgetaucht
tauchst auf
tauchen auf
tauchten auf
tauchtest auf
tauch(e) auf
|
terechtgekomen
komen terecht
komt terecht
kwam terecht
kwamen terecht
|
auftauchen
(v)
(zum Vorschein kommen)
|
opduiken
(n)
(v)
(zum Vorschein kommen)
|
aufgetaucht
tauchst auf
tauchen auf
tauchten auf
tauchtest auf
tauch(e) auf
|
opgedoken
duikt op
duiken op
dook op
doken op
|
auftauchen
(v)
(erscheinen)
|
opduiken
(n)
(v)
(erscheinen)
|
aufgetaucht
tauchst auf
tauchen auf
tauchten auf
tauchtest auf
tauch(e) auf
|
opgedoken
duikt op
duiken op
dook op
doken op
|
auftauchen
(v)
(sich finden)
|
gevonden worden
(v)
(sich finden)
|
auftauchen
(v)
(erscheinen)
|
opdagen
(v)
(erscheinen)
|
aufgetaucht
tauchst auf
tauchen auf
tauchten auf
tauchtest auf
tauch(e) auf
|
opgedaagd
dagen op
daagt op
daagde op
daagden op
|
auftauchen
(v)
(sich finden)
|
voor de dag komen
(v)
(sich finden)
|