aufschlagen
(v)
(Sportarten - Tennis)
|
serveren
(v)
(Sportarten - Tennis)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
geserveerd
serveert
serveren
serveerden
serveerde
|
aufschlagen
(v)
(Zelt)
|
opslaan
(v)
(Zelt)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
opgeslagen
slaat op
slaan op
sloeg op
sloegen op
|
aufschlagen
(v)
(Sportarten - Tennis)
|
opslaan
(v)
(Sportarten - Tennis)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
opgeslagen
slaat op
slaan op
sloeg op
sloegen op
|
aufschlagen
(v)
(Zelt)
|
optrekken
(v)
(Zelt)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
opgetrokken
trekken op
trekt op
trok op
trokken op
|
aufschlagen
(v)
(transitiv)
|
kraken
(v)
(transitiv)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
gekraakt
kraken
kraakt
kraakten
kraakte
|
aufschlagen
(v)
(Preise)
|
opslaan
(v)
(Preise)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
opgeslagen
slaat op
slaan op
sloeg op
sloegen op
|
aufschlagen
(v)
(Bücher)
|
opslaan
(v)
(Bücher)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
opgeslagen
slaat op
slaan op
sloeg op
sloegen op
|
aufschlagen
(v)
(transitiv)
|
stukbreken
(v)
(transitiv)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
stukgebroken
breken stuk
breekt stuk
brak stuk
braken stuk
|
aufschlagen
(v)
(Bücher)
|
openslaan op
(v)
(Bücher)
|
aufschlagen
(v)
(transitiv)
|
breken
(n)
(v)
(transitiv)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
gebroken
breekt
breken
brak
braken
|
aufschlagen
(v)
(Preise)
|
verhogen
(v)
(Preise)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
verhoogd
verhogen
verhoogt
verhoogde
verhoogden
|
aufschlagen
(v)
(transitiv)
|
openbreken
(n)
(v)
(transitiv)
|
aufgeschlagen
schlagen auf
schlägst auf
schlugst auf
schlugen auf
schlag(e) auf
|
opengebroken
breken open
breekt open
braken open
brak open
|