aktivieren
(n)
(n)
(allgemein)
|
activering
(f)
(n)
(allgemein)
|
aktivieren
(n)
(n)
(allgemein)
|
activeren
(n)
(n)
(allgemein)
|
aktiviert
aktivierst
aktivieren
aktivierten
aktiviertest
aktiviere
|
geactiveerd
activeren
activeert
activeerden
activeerde
|
aktivieren
(v)
(erregen)
|
aanwakkeren
(v)
(erregen)
|
aktiviert
aktivierst
aktivieren
aktivierten
aktiviertest
aktiviere
|
aangewakkerd
wakkert aan
wakkeren aan
wakkerden aan
wakkerde aan
|
aktivieren
(v)
(erregen)
|
activeren
(n)
(v)
(erregen)
|
aktiviert
aktivierst
aktivieren
aktivierten
aktiviertest
aktiviere
|
geactiveerd
activeren
activeert
activeerden
activeerde
|
aktivieren
(v)
(system)
|
doen werken
(v)
(system)
|
aktivieren
(v)
(Chemie)
|
activeren
(n)
(v)
(Chemie)
|
aktiviert
aktivierst
aktivieren
aktivierten
aktiviertest
aktiviere
|
geactiveerd
activeren
activeert
activeerden
activeerde
|
aktivieren
(v)
(Physik)
|
radioactief maken
(v)
(Physik)
|
aktivieren
(v)
(Physik)
|
activeren
(n)
(v)
(Physik)
|
aktiviert
aktivierst
aktivieren
aktivierten
aktiviertest
aktiviere
|
geactiveerd
activeren
activeert
activeerden
activeerde
|
aktivieren
(v)
(erregen)
|
stimuleren
(v)
(erregen)
|
aktiviert
aktivierst
aktivieren
aktivierten
aktiviertest
aktiviere
|
gestimuleerd
stimuleert
stimuleren
stimuleerde
stimuleerden
|
aktivieren
(v)
(system)
|
activeren
(n)
(v)
(system)
|
aktiviert
aktivierst
aktivieren
aktivierten
aktiviertest
aktiviere
|
geactiveerd
activeren
activeert
activeerden
activeerde
|
aktivieren
(v)
(system)
|
op gang brengen
(v)
(system)
|