abrunden (v) (beschließen) | afronden (n) (v) (beschließen) |
abrunden (v) (beschließen) | voltooien (v) (beschließen) |
abrunden (v) (Betrag) | naar beneden toe afronden (v) (Betrag) |
abrunden (v) (beschließen) | bekronen (v) (beschließen) |
abrunden (v) (Betrag) | afronden (n) (v) (Betrag) |
abrunden (v) (beschließen) | afmaken (v) (beschließen) |