Geschäft — Deutsch Holländisch Übersetzung12 Treffer

Geschäft (n) (n) (Gesellschaft) zaak (m) (n) (Gesellschaft)
Geschäft (n) (n) (Gesellschaft) onderneming (f) (n) (Gesellschaft)
Geschäft (n) (n) (Einkäufe) zaak (m) (n) (Einkäufe)
Geschäft (n) (n) (Gesellschaft) firma (m) (n) (Gesellschaft)
Geschäft (n) (n) (Einkäufe) winkel (m) (n) (Einkäufe)
Geschäft (n) (n) (Volkswirtschaft) zakenwereld (m) (n) (Volkswirtschaft)
Geschäft (n) (n) (allgemein) zaken (f) (n) (allgemein)
Geschäft (n) (n) (handel) transactie (f) (n) (handel)
Geschäft (n) (n) (handel) zaak (m) (n) (handel)
Geschäft (n) (n) (Volkswirtschaft) bedrijfsleven (n) (n) (Volkswirtschaft)
Geschäft (n) (n) (allgemein) handel (m) (n) (allgemein)
Geschäft (n) (n) (Laden) zaak (m) (n) (Laden)
Übersetzen Geschäft in andere Sprachen
Übersetzen Geschäft in Englisch
Übersetzen Geschäft in Französisch
Übersetzen Geschäft in Italienisch
Übersetzen Geschäft in Spanisch
Übersetzen Geschäft in Portugiesisch
Übersetzen Geschäft in Slowenisch
Übersetzen Geschäft in Polnisch
Übersetzen Geschäft in Tschechisch