bestehen
(n)
(n)
(Akt)
|
volhouden
(n)
(n)
(Akt)
|
bestanden
bestehst
bestehen
bestand(e)st
bestanden
besteh(e)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
bestehen
(n)
(n)
(Akt)
|
volharding
(f)
(n)
(Akt)
|
bestehen
(v)
(existieren)
|
bestaan
(n)
(v)
(existieren)
|
bestanden
bestehst
bestehen
bestand(e)st
bestanden
besteh(e)
|
bestaan
bestaan
bestaat
bestond
bestonden
|
bestehen
(v)
(Prüfung)
|
slagen
(v)
(Prüfung)
|
bestanden
bestehst
bestehen
bestand(e)st
bestanden
besteh(e)
|
geslaagd
slaagt
slagen
slaagde
slaagden
|
bestehen
(v)
(allgemein)
|
bestaan
(n)
(v)
(allgemein)
|
bestanden
bestehst
bestehen
bestand(e)st
bestanden
besteh(e)
|
bestaan
bestaan
bestaat
bestond
bestonden
|
bestehen
(v)
(ausschließlich)
|
bestaan uit
(v)
(ausschließlich)
|
bestehen
(v)
(allgemein)
|
existeren
(v)
(allgemein)
|
bestanden
bestehst
bestehen
bestand(e)st
bestanden
besteh(e)
|
geëxisteerd
existeren
existeert
existeerde
existeerden
|